Als burger van een land moet je actief mee kunnen doen in de maatschappij. Om dat te stimuleren is burgerschapsvorming een verplicht vak op school. Medewerkers en studenten van de Hogeschool Utrecht (HU) onderzochten twee jaar lang hoe professionals uit onderwijs, kinderopvang en welzijn kunnen samenwerken om burgerschapsvorming nog beter te kunnen invullen. Het onderzoek heet ‘Over de Grens!’. ABC Amersfoort speelde hier een actieve rol in. Inmiddels is het onderzoeksrapport gepresenteerd. Een samenvatting:
Lees ook het eerdere artikel Over de Grens! Samen werken aan burgerschapsvorming in Amersfoort.
Het vraagt het nodige om als professionals uit verschillende vakgebieden samen te werken. Uit het praktijkgerichte onderzoek van de HU blijkt dat inzichten uit de theorie van ‘boundary crossing’ kunnen helpen bij het overbruggen van grenzen tussen de verschillende disciplines en de samenwerking daarmee kunnen bevorderen.
Die grenzen zijn de praktische, sociale en/of culturele verschillen tussen de vakgebieden, die samenwerking soms lastig maken. De leertheorie boundary crossing gaat ervanuit dat deze grenzen ook kansen bieden. Ze bevatten namelijk ruimte om te leren. De boundary-crossing-theorie onderscheidt vier ‘leermechanismen’ die hierop van toepassing zijn:
Bij het project ‘Over de Grens!’ bekeken de onderzoekers samen met de professionals in een aantal wijken in Amersfoort welke grenzen er waren in hun onderlinge samenwerking, en welke leermechanismen er al plaatsvonden of juist gestimuleerd konden worden. Zo realiseerde een pedagogisch medewerker van een kinderopvangorganisatie zich dat een grens de verschillende regelgeving van kinderopvang en onderwijs is. Dit is een voorbeeld van identificatie: in een poging de grenzen te overbruggen, kreeg deze professional een (nieuw) inzicht.
Ook het leermechanisme coördinatie was zichtbaar in het onderzoek. Zo vertelden een schoolleider, een welzijnswerker en een kinderopvangmedewerker in een Integraal Kindcentrum (IKC) over het gebrek aan afstemming over elkaars activiteiten. Zij besloten daarop een gezamenlijke online activiteitenagenda te maken. Zo hebben zij inzicht in elkaars activiteiten en kunnen hun eigen activiteiten daardoor beter op elkaar afstemmen.
Bij het derde leermechanisme, reflectie, proberen professionals om zich in elkaars perspectief te verplaatsen. Ook dit was zichtbaar in het onderzoek. Een welzijnswerker vond het bijvoorbeeld jammer dat de leerkrachten bijna nooit aansloten bij de themabijeenkomsten voor ouders die zij organiseerde. Terwijl zij dit vertelde, realiseerde zij zich dat de leerkrachten en schoolleiders in hun eigen werk natuurlijk vooral worden afgerekend op de cognitieve prestaties van de kinderen. Zo ontstond bij haar begrip voor het feit dat zij niet altijd tijd vrij kunnen maken voor andere dingen. Deze reflectie bood de opening om te kijken wat er wél mogelijk is.
Van het vierde leermechanisme, transformatie, is sprake als de wederzijdse inspanning om grenzen te overbruggen leidt tot nieuwe, gezamenlijke werkpraktijken: grenspraktijken. In deze ‘grenspraktijken’ gaan de professionals van de verschillende vakgebieden samen aan de slag om nieuwe kennis of activiteiten te ontwikkelen. Dit was bijvoorbeeld zichtbaar in het volgende voorbeeld:
Een kinderwijkraad werkte met een begeleider en de gemeente aan het opnieuw inrichten van een wijkspeeltuin. De bedoeling was dat hun klasgenoten onder schooltijd zouden meedenken en meebeslissen, om hiermee hun democratische vaardigheden te vergroten. Maar dit gebeurde nauwelijks. De onderzoekers vroegen aan de betrokken professionals waar dat aan kon liggen. Die ontdekten toen dat de leerkrachten informatie misten om de kinderwijkraad een goede plek te geven in hun lessen. De begeleider van de kinderraad miste juist betrokkenheid van de leerkrachten. De leerkrachten en de begeleider besloten vervolgens om samen een lessenserie rond de kinderwijkraad te ontwikkelen. Een mooi voorbeeld van een mogelijke transformatie tot een nieuwe ‘grenspraktijk’.
Als afsluiting van het project ‘Over de Grens!’ ontwikkelden de onderzoekers een serie workshops. De professionals krijgen daarin een terugkoppeling van de bevindingen uit het onderzoek én concrete handvatten waarmee zij verder kunnen werken aan het overbruggen van de grenzen. In de workshops staan de rol van de professional als ‘grensganger’ en het inzetten van ‘grensobjecten’ centraal.
Grensgangers zijn professionals die vanuit meerdere disciplines met professionals uit andere vakgebieden samenwerken en dus een schakelrol kunnen hebben. Bijvoorbeeld de sociaal werker die deels binnen school en deels in de wijk werkt. Zij kan inzichten uit beide omgevingen gebruiken om de samenwerking tussen de professionals uit haar beide praktijken verbeteren. En ook de sociaal werker die de kinderwijkraad begeleidt en daarnaast de democratie-gastlessen op de scholen in de wijk geeft, is een grensganger.
Sommige grensgangers werden zich tijdens het onderzoek al bewuster van hun rol; een belangrijke eerste stap. Grensgangers kunnen hun schakelrol oppakken vanuit hun positie, maar zij beschikken vaak ook over bepaalde ‘grensganger-vaardigheden’. Een grensganger is nieuwsgierig, heeft een open blik, kan zich snel kennis eigen maken en heeft een helicopterview.
In de workshops leren de deelnemers hoe zij grensgangers herkennen en wat deze collega’s nodig hebben om hun schakelrol goed te kunnen vervullen. Zoals ruimte en tijd, vertrouwen en de mogelijkheid om hun grensganger-vaardigheden verder te ontwikkelen. Hier is een rol weggelegd voor de managers en besturen van de scholen, kinderopvang- en welzijnsorganisaties.
Ook de ‘grensobjecten’ die in bepaalde samenwerkingen in Amersfoort aanwezig bleken, bieden kansen om grenzen te overbruggen. Een grensobject is een proces, ding of middel dat voor beide betrokken partijen een rol speelt in de samenwerking. Zij gebruiken die beide op hun eigen manier. Door van elkaar te zien hoe eenzelfde object op verschillende manieren gebuikt wordt, krijgen zij meer inzicht in elkaars werkwijze en kaders. Dat kan helpen om de hierboven genoemde leermechanismen te stimuleren. Zo is een schoolplein dat zowel door een school als een bso wordt gebruikt een grensobject dat beide partijen meer kan leren over elkaars werkwijze.
Wanneer grensobjecten bewust op een meer gezamenlijke manier worden gebruikt, kan dit de samenwerking nog meer bevorderen. Zo werd het gebouw van een IKC zowel door school, kinderopvang als welzijnswerk gebruikt, maar nog vooral apart van elkaar en op verschillende tijden. Om de samenwerking te stimuleren, zou het gebouw ook voor gezamenlijke doelen gebruikt kunnen worden. Zoals de burgerschapsvorming van de kinderen die er komen. In één van de kindcentra gebeurde dit al: de sociaal werkers gingen voortaan onder schooltijd les geven in sociale vaardigheden, in het kader van het burgerschapsonderwijs. Ook hiervoor zijn afspraken op beleids- en organisatieniveau nodig.
Lees hier het volledige rapport Boundary crossing – samen lerend
© Copyright by ABC Amersfoort | Gemaakt door 2makeITwork
Het activiteitensysteem draait op het systeem GRAS.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken we technologieën zoals cookies om apparaatinformatie op te slaan en/of te openen. Door toestemming te geven voor deze technologieën kunnen we gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als u geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een negatief effect hebben op bepaalde kenmerken en functies.